Informatie over het woord nationaliseren (Nederlands → Esperanto: naciigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/na(t)sjonaliˈzerə(n)/
Afbrekingna·ti·o·na·li·se·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) nationaliseer(ik) nationaliseerde
(jij) nationaliseert(jij) nationaliseerde
(hij) nationaliseert(hij) nationaliseerde
(wij) nationaliseren(wij) nationaliseerden
(jullie) nationaliseren(jullie) nationaliseerden
(gij) nationaliseert(gij) nationaliseerdet
(zij) nationaliseren(zij) nationaliseerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) nationalisere(dat ik) nationaliseerde
(dat jij) nationalisere(dat jij) nationaliseerde
(dat hij) nationalisere(dat hij) nationaliseerde
(dat wij) nationaliseren(dat wij) nationaliseerden
(dat jullie) nationaliseren(dat jullie) nationaliseerden
(dat gij) nationaliseret(dat gij) nationaliseerdet
(dat zij) nationaliseren(dat zij) nationaliseerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
nationaliseernationaliseert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
nationaliserend, nationaliserende(hebben) genationaliseerd

Vertalingen

Engelsnationalize
Esperantonaciigi