Synoniemen: buiten de waard rekenen, zich verrekenen, zich mistellen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈmɪsrekənə(n)/ |
---|
Afbreking | mis·re·ke·nen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) reken mis | (ik) rekende mis |
(jij) rekent mis | (jij) rekende mis |
(hij) rekent mis | (hij) rekende mis |
(wij) rekenen mis | (wij) rekenden mis |
(jullie) rekenen mis | (jullie) rekenden mis |
(gij) rekent mis | (gij) rekendet mis |
(zij) rekenen mis | (zij) rekenden mis |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) misrekene | (dat ik) misrekende |
(dat jij) misrekene | (dat jij) misrekende |
(dat hij) misrekene | (dat hij) misrekende |
(dat wij) misrekenen | (dat wij) misrekenden |
(dat jullie) misrekenen | (dat jullie) misrekenden |
(dat gij) misrekenet | (dat gij) misrekendet |
(dat zij) misrekenen | (dat zij) misrekenden |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
misrekenend, misrekenende | (hebben) misgerekend |