Synoniemen: openmaken, ontstoppen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈopə(n)trɛkə(n)/ |
---|
Afbreking | open·trek·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) trek open | (ik) trok open |
(jij) trekt open | (jij) trok open |
(hij) trekt open | (hij) trok open |
(wij) trekken open | (wij) trokken open |
(jullie) trekken open | (jullie) trokken open |
(gij) trekt open | (gij) trokt open |
(zij) trekken open | (zij) trokken open |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) opentrekke | (dat ik) opentrokke |
(dat jij) opentrekke | (dat jij) opentrokke |
(dat hij) opentrekke | (dat hij) opentrokke |
(dat wij) opentrekken | (dat wij) opentrokken |
(dat jullie) opentrekken | (dat jullie) opentrokken |
(dat gij) opentrekket | (dat gij) opentrokket |
(dat zij) opentrekken | (dat zij) opentrokken |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
trek open | trekt open |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
opentrekkend, opentrekkende | (hebben) opengetrokken |