Informatie over het woord afzwakken (Nederlands → Esperanto: malfortigi iom)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfsʋɑkə(n)/
Afbrekingaf·zwak·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zwak af(ik) zwakte af
(jij) zwakt af(jij) zwakte af
(hij) zwakt af(hij) zwakte af
(wij) zwakken af(wij) zwakten af
(jullie) zwakken af(jullie) zwakten af
(gij) zwakt af(gij) zwaktet af
(zij) zwakken af(zij) zwakten af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afzwakke(dat ik) afzwakte
(dat jij) afzwakke(dat jij) afzwakte
(dat hij) afzwakke(dat hij) afzwakte
(dat wij) afzwakken(dat wij) afzwakten
(dat jullie) afzwakken(dat jullie) afzwakten
(dat gij) afzwakket(dat gij) afzwaktet
(dat zij) afzwakken(dat zij) afzwakten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zwak afzwakt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afzwakkend, afzwakkende(hebben) afgezwakt

Vertalingen

Engelstone down
Esperantomalfortigi iom