Synoniemen: afkeuren, verwerpen, veroordelen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈvrakə(n)/ |
---|
Afbreking | wra·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) wraak | (ik) wraakte |
(jij) wraakt | (jij) wraakte |
(hij) wraakt | (hij) wraakte |
(wij) wraken | (wij) wraakten |
(jullie) wraken | (jullie) wraakten |
(gij) wraakt | (gij) wraaktet |
(zij) wraken | (zij) wraakten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) wrake | (dat ik) wraakte |
(dat jij) wrake | (dat jij) wraakte |
(dat hij) wrake | (dat hij) wraakte |
(dat wij) wraken | (dat wij) wraakten |
(dat jullie) wraken | (dat jullie) wraakten |
(dat gij) wraket | (dat gij) wraaktet |
(dat zij) wraken | (dat zij) wraakten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
wraak | wraakt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
wrakend, wrakende | (hebben) gewraakt |