Synoniemen: als voorwaarde stellen, bedingen, stipuleren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /kɔndi(t)sjoˈnerə(n)/ |
---|
Afbreking | con·di·ti·o·ne·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) conditioneer | (ik) conditioneerde |
(jij) conditioneert | (jij) conditioneerde |
(hij) conditioneert | (hij) conditioneerde |
(wij) conditioneren | (wij) conditioneerden |
(jullie) conditioneren | (jullie) conditioneerden |
(gij) conditioneert | (gij) conditioneerdet |
(zij) conditioneren | (zij) conditioneerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) conditionere | (dat ik) conditioneerde |
(dat jij) conditionere | (dat jij) conditioneerde |
(dat hij) conditionere | (dat hij) conditioneerde |
(dat wij) conditioneren | (dat wij) conditioneerden |
(dat jullie) conditioneren | (dat jullie) conditioneerden |
(dat gij) conditioneret | (dat gij) conditioneerdet |
(dat zij) conditioneren | (dat zij) conditioneerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
conditioneer | conditioneert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
conditionerend, conditionerende | (hebben) geconditioneerd |