Informatie over het woord comprimeren (Nederlands → Esperanto: kompaktigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/kɔmpriˈmerə(n)/
Afbrekingcom·pri·me·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) comprimeer(ik) comprimeerde
(jij) comprimeert(jij) comprimeerde
(hij) comprimeert(hij) comprimeerde
(wij) comprimeren(wij) comprimeerden
(jullie) comprimeren(jullie) comprimeerden
(gij) comprimeert(gij) comprimeerdet
(zij) comprimeren(zij) comprimeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) comprimere(dat ik) comprimeerde
(dat jij) comprimere(dat jij) comprimeerde
(dat hij) comprimere(dat hij) comprimeerde
(dat wij) comprimeren(dat wij) comprimeerden
(dat jullie) comprimeren(dat jullie) comprimeerden
(dat gij) comprimeret(dat gij) comprimeerdet
(dat zij) comprimeren(dat zij) comprimeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
comprimeercomprimeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
comprimerend, comprimerende(hebben) gecomprimeerd

Vertalingen

Duitskompakt machen; fest verbinden; zusammenpressen; verdichten
Engelscompress
Esperantokompaktigi