Informatie over het woord biggelen (Nederlands → Esperanto: gutflui)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɪɣələ(n)/
Afbrekingbig·ge·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) biggelt(hij) biggelde
(zij) biggelen(zij) biggelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) biggele(dat hij) biggelde
(dat zij) biggelen(dat zij) biggelden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
biggelend, biggelende(hebben) gebiggeld

Vertalingen

Engelstrickle
Esperantogutflui