Informatie over het woord bonken (Nederlands → Esperanto: frapegi)

Synoniemen: bonzen, hengsten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɔŋkə(n)/
Afbrekingbon·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bonk(ik) bonkte
(jij) bonkt(jij) bonkte
(hij) bonkt(hij) bonkte
(wij) bonken(wij) bonkten
(jullie) bonken(jullie) bonkten
(gij) bonkt(gij) bonktet
(zij) bonken(zij) bonkten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bonke(dat ik) bonkte
(dat jij) bonke(dat jij) bonkte
(dat hij) bonke(dat hij) bonkte
(dat wij) bonken(dat wij) bonkten
(dat jullie) bonken(dat jullie) bonkten
(dat gij) bonket(dat gij) bonktet
(dat zij) bonken(dat zij) bonkten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bonkbonkt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bonkend, bonkende(hebben) gebonkt

Voorbeelden van gebruik

Haar hart bonkte.
Zanzel bonkte op de tafel.

Vertalingen

Engelsbang
Esperantofrapegi
Spaansgolpear