Synoniemen: bevorderen, vooruitbrengen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈspudəɣə(n)/ |
---|
Afbreking | be·spoe·di·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) bespoedig | (ik) bespoedigde |
(jij) bespoedigt | (jij) bespoedigde |
(hij) bespoedigt | (hij) bespoedigde |
(wij) bespoedigen | (wij) bespoedigden |
(jullie) bespoedigen | (jullie) bespoedigden |
(gij) bespoedigt | (gij) bespoedigdet |
(zij) bespoedigen | (zij) bespoedigden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) bespoedige | (dat ik) bespoedigde |
(dat jij) bespoedige | (dat jij) bespoedigde |
(dat hij) bespoedige | (dat hij) bespoedigde |
(dat wij) bespoedigen | (dat wij) bespoedigden |
(dat jullie) bespoedigen | (dat jullie) bespoedigden |
(dat gij) bespoediget | (dat gij) bespoedigdet |
(dat zij) bespoedigen | (dat zij) bespoedigden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
bespoedig | bespoedigt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
bespoedigend, bespoedigende | (hebben) bespoedigd |