Informatie over het woord hacken (Nederlands → Esperanto: kodumi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦɛkə(n)/
Afbrekinghac·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hack(ik) hackte
(jij) hackt(jij) hackte
(hij) hackt(hij) hackte
(wij) hacken(wij) hackten
(jullie) hacken(jullie) hackten
(gij) hackt(gij) hacktet
(zij) hacken(zij) hackten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) hacke(dat ik) hackte
(dat jij) hacke(dat jij) hackte
(dat hij) hacke(dat hij) hackte
(dat wij) hacken(dat wij) hackten
(dat jullie) hacken(dat jullie) hackten
(dat gij) hacket(dat gij) hacktet
(dat zij) hacken(dat zij) hackten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hackhackt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
hackend, hackende(hebben) gehackt

Vertalingen

Engelshack
Esperantokodumi