Informatie over het woord simmen (Nederlands → Esperanto: ploreti)

Synoniemen: grienen, simpen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsɪmə(n)/
Afbrekingsim·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) sim(ik) simde
(jij) simt(jij) simde
(hij) simt(hij) simde
(wij) simmen(wij) simden
(jullie) simmen(jullie) simden
(gij) simt(gij) simdet
(zij) simmen(zij) simden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) simme(dat ik) simde
(dat jij) simme(dat jij) simde
(dat hij) simme(dat hij) simde
(dat wij) simmen(dat wij) simden
(dat jullie) simmen(dat jullie) simden
(dat gij) simmet(dat gij) simdet
(dat zij) simmen(dat zij) simden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
simsimt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
simmend, simmende(hebben) gesimd

Vertalingen

Duitswimmern
Engelswhimper
Esperantoploreti