Informatie over het woord simpen (Nederlands → Esperanto: ploreti)

Synoniemen: grienen, simmen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsɪmpə(n)/
Afbrekingsim·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) simp(ik) simpte
(jij) simpt(jij) simpte
(hij) simpt(hij) simpte
(wij) simpen(wij) simpten
(jullie) simpen(jullie) simpten
(gij) simpt(gij) simptet
(zij) simpen(zij) simpten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) simpe(dat ik) simpte
(dat jij) simpe(dat jij) simpte
(dat hij) simpe(dat hij) simpte
(dat wij) simpen(dat wij) simpten
(dat jullie) simpen(dat jullie) simpten
(dat gij) simpet(dat gij) simptet
(dat zij) simpen(dat zij) simpten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
simpsimpt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
simpend, simpende(hebben) gesimpt

Voorbeelden van gebruik

Als wij er niet waren, stond Sally morgen weer bij ’n dode plant te simpen!

Vertalingen

Duitswimmern
Engelswhimper
Esperantoploreti