Synoniemen: aanbinden, aanpakken, aanvaarden, aanvangen, beginnen, beginnen aan, beginnen met, ter hand nemen, inzetten, overgaan tot, een begin maken met
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈstɑrtə(n)/ |
---|
Afbreking | star·ten |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) start | (ik) startte |
(jij) start | (jij) startte |
(hij) start | (hij) startte |
(wij) starten | (wij) startten |
(jullie) starten | (jullie) startten |
(gij) start | (gij) starttet |
(zij) starten | (zij) startten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) starte | (dat ik) startte |
(dat jij) starte | (dat jij) startte |
(dat hij) starte | (dat hij) startte |
(dat wij) starten | (dat wij) startten |
(dat jullie) starten | (dat jullie) startten |
(dat gij) startet | (dat gij) starttet |
(dat zij) starten | (dat zij) startten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
start | start |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
startend, startende | (zijn) gestart |