Synoniemen: beheksen, heksen, toveren, tsjoenen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈtovərə(n)/ |
---|
Afbreking | be·to·ve·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) betover | (ik) betoverde |
(jij) betovert | (jij) betoverde |
(hij) betovert | (hij) betoverde |
(wij) betoveren | (wij) betoverden |
(jullie) betoveren | (jullie) betoverden |
(gij) betovert | (gij) betoverdet |
(zij) betoveren | (zij) betoverden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) betovere | (dat ik) betoverde |
(dat jij) betovere | (dat jij) betoverde |
(dat hij) betovere | (dat hij) betoverde |
(dat wij) betoveren | (dat wij) betoverden |
(dat jullie) betoveren | (dat jullie) betoverden |
(dat gij) betoveret | (dat gij) betoverdet |
(dat zij) betoveren | (dat zij) betoverden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
betover | betovert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
betoverend, betoverende | (hebben) betovered |
Daarvan mag je niet drinken en er ook niet in baden, want ik heb gehoord dat hij betoverd is en een grote slaperigheid en vergeetachtigheid veroorzaakt.
Niemand zei iets tegen ’m, alsof hij de mensen had betoverd.