Informatie over het woord katapulteren (Nederlands → Esperanto: katapulti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/katapɵlˈterə(n)/
Afbrekingka·ta·pul·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) katapulteer(ik) katapulteerde
(jij) katapulteert(jij) katapulteerde
(hij) katapulteert(hij) katapulteerde
(wij) katapulteren(wij) katapulteerden
(jullie) katapulteren(jullie) katapulteerden
(gij) katapulteert(gij) katapulteerdet
(zij) katapulteren(zij) katapulteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) katapultere(dat ik) katapulteerde
(dat jij) katapultere(dat jij) katapulteerde
(dat hij) katapultere(dat hij) katapulteerde
(dat wij) katapulteren(dat wij) katapulteerden
(dat jullie) katapulteren(dat jullie) katapulteerden
(dat gij) katapulteret(dat gij) katapulteerdet
(dat zij) katapulteren(dat zij) katapulteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
katapulteerkatapulteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
katapulterend, katapulterende(hebben) gekatapulteerd

Vertalingen

Duitskatapultieren; fortschleudern
Engelscatapult
Esperantokatapulti