Synoniem: poleren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) boor uit | (ik) boorde uit |
(jij) boort uit | (jij) boorde uit |
(hij) boort uit | (hij) boorde uit |
(wij) boren uit | (wij) boorden uit |
(jullie) boren uit | (jullie) boorden uit |
(gij) boort uit | (gij) boordet uit |
(zij) boren uit | (zij) boorden uit |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) uitbore | (dat ik) uitboorde |
(dat jij) uitbore | (dat jij) uitboorde |
(dat hij) uitbore | (dat hij) uitboorde |
(dat wij) uitboren | (dat wij) uitboorden |
(dat jullie) uitboren | (dat jullie) uitboorden |
(dat gij) uitboret | (dat gij) uitboordet |
(dat zij) uitboren | (dat zij) uitboorden |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
boor uit | boort uit |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
uitborend, uitborende | (hebben) uitgeboord |
Duits | ausbohren; ausdrehen |
---|---|
Engels | drill; bore |
Esperanto | alezi |
Frans | aléser |
Portugees | brocar |