Synoniemen: ronddelen, uitdelen, uitreiken, verdelen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈrɔntxevə(n)/ |
---|
Afbreking | rond·ge·ven |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) geef rond | (ik) gaf rond |
(jij) geeft rond | (jij) gaf rond |
(hij) geeft rond | (hij) gaf rond |
(wij) geven rond | (wij) gaven rond |
(jullie) geven rond | (jullie) gaven rond |
(gij) geeft rond | (gij) gaaft rond |
(zij) geven rond | (zij) gaven rond |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) rondgeve | (dat ik) rondgave |
(dat jij) rondgeve | (dat jij) rondgave |
(dat hij) rondgeve | (dat hij) rondgave |
(dat wij) rondgeven | (dat wij) rondgaven |
(dat jullie) rondgeven | (dat jullie) rondgaven |
(dat gij) rondgevet | (dat gij) rondgavet |
(dat zij) rondgeven | (dat zij) rondgaven |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
geef rond | geeft rond |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
rondgevend, rondgevende | (hebben) rondgegeven |