Informatie over het woord safari (Nederlands → Esperanto: safario)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/saˈfaːri/
Afbrekingsa·fa·ri
Geslachtmanlijk
Meervoudsafari’s

Voorbeelden van gebruik

Eerst zorgen we dat een van onze eigen mensen met die safari meegaat.
Hij had haar ontmoet in Zuid‐Afrika op een safari.

Vertalingen

Engelssafari
Esperantosafario