Informatie over het woord polo (Nederlands → Esperanto: poloo)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈpolo/
Afbrekingpo·lo

Voorbeelden van gebruik

Een voorbijganger zou misschien hebben kunnen denken dat de aantrekkelijke knappe Londenaar, als hij al een Londenaar was, net teruggekeerd was van een safari in Afrika, of dat hij de winter had doorgebracht met polo spelen in Zuid‐Amerika.

Vertalingen

Engelspolo
Esperantopoloo; malepilkado
Spaanspolo