Synoniemen: loslaten, onthullen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /opə(m)ˈbaːrə(n)/ |
---|
Afbreking | open·ba·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) openbaar | (ik) openbaarde |
(jij) openbaart | (jij) openbaarde |
(hij) openbaart | (hij) openbaarde |
(wij) openbaren | (wij) openbaarden |
(jullie) openbaren | (jullie) openbaarden |
(gij) openbaart | (gij) openbaardet |
(zij) openbaren | (zij) openbaarden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) openbare | (dat ik) openbaarde |
(dat jij) openbare | (dat jij) openbaarde |
(dat hij) openbare | (dat hij) openbaarde |
(dat wij) openbaren | (dat wij) openbaarden |
(dat jullie) openbaren | (dat jullie) openbaarden |
(dat gij) openbaret | (dat gij) openbaardet |
(dat zij) openbaren | (dat zij) openbaarden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
openbaar | openbaart |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
openbarend, openbarende | (hebben) geopenbaard |