Informatie over het woord gastheer (Nederlands → Esperanto: gastiganto)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈɣɑstɦer/
Afbrekinggast·heer
Geslachtmanlijk
Meervoudgastheren

Voorbeelden van gebruik

Dat moest de gastheer toegeven.
Waar is onze gastheer en waar heb jij de hele dag gezeten?
Maar de gastheer dacht daar anders over.
Gedurende de maaltijd was hij een uitstekend gastheer.

Vertalingen

DuitsGastgeber; Wirt
Engelshost
Esperantogastiganto
Fransamphitryon; hôte
Hongaarsszállásadó
Italiaansospite
Portugeesanfitrião