Informatie over het woord inkleuren (Nederlands → Esperanto: enkolorigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɪŋkløːˈrə(n)/
Afbrekingin·kleu·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kleur in(ik) kleurde in
(jij) kleurt in(jij) kleurde in
(hij) kleurt in(hij) kleurde in
(wij) kleuren in(wij) kleurden in
(jullie) kleuren in(jullie) kleurden in
(gij) kleurt in(gij) kleurdet in
(zij) kleuren in(zij) kleurden in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) inkleure(dat ik) inkleurde
(dat jij) inkleure(dat jij) inkleurde
(dat hij) inkleure(dat hij) inkleurde
(dat wij) inkleuren(dat wij) inkleurden
(dat jullie) inkleuren(dat jullie) inkleurden
(dat gij) inkleuret(dat gij) inkleurdet
(dat zij) inkleuren(dat zij) inkleurden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kleur inkleurt in
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
inkleurend, inkleurende(hebben) ingekleurd

Voorbeelden van gebruik

Een gewapende militair kijkt mee hoe het juiste vakje wordt ingekleurd.

Vertalingen

Engelscolourize
Esperantoenkolorigi