Informatie over het woord zweren (Nederlands → Esperanto: ĵuri)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈzʋeːrə(n/
Afbrekingzwe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zweer(ik) zwoer
(jij) zweert(jij) zwoer
(hij) zweert(hij) zwoer
(wij) zweren(wij) zwoeren
(jullie) zweren(jullie) zwoeren
(gij) zweert(gij) zwoert
(zij) zweren(zij) zwoeren
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zwere(dat ik) zwoere
(dat jij) zwere(dat jij) zwoere
(dat hij) zwere(dat hij) zwoere
(dat wij) zweren(dat wij) zwoeren
(dat jullie) zweren(dat jullie) zwoeren
(dat gij) zweret(dat gij) zwoeret
(dat zij) zweren(dat zij) zwoeren
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zweerzweert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zwerend, zwerende(hebben) gezworen

Voorbeelden van gebruik

Dit wonder werd door hen die zich hadden gered door ijlings op de vlucht te slaan, in Rome aan de keizer gemeld en ze zwoeren dat het echt zo gegaan was.
Ik had durven zweren dat ik hem kende, en toch wist ik zeker dat ik hem nog nooit had gezien.

Vertalingen

Engelsswear
Esperantoĵuri