Informatie over het woord boomleeuwerik (Nederlands → Esperanto: arbalaŭdo)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈbomleʋərɪk/
Afbrekingboom·leeu·we·rik
Geslachtmanlijk
Meervoudboomleeuweriken

Voorbeelden van gebruik

Ook de eerste boomleeuweriken zijn dan weer te horen.
Vogelaars kunnen op het Breeveen onder andere de boomvalk, geelgors en boomleeuwerik spotten.

Vertalingen

Catalaanscogullada petita; cotoliu; llausetina; titella; titerella; titet; titit; tititet
Deenshedelærke
DuitsHeidelerche
Engelswoodlark
Esperantoarbalaŭdo
Faeröerstrælerkur
Finskangaskiuru
Fransalouette lulu
Hongaarserdei pacsirta
Italiaanstottavilla
Noorstrelerke
Spaansalondra totovía; totovía
Tsjechischskřivan lesní
Welsehedydd y coed