Synoniemen: opluchten, vergemakkelijken, verlichten, faciliëren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /fasiliˈterə(n)/ |
---|
Afbreking | fa·ci·li·te·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) faciliteer | (ik) faciliteerde |
(jij) faciliteert | (jij) faciliteerde |
(hij) faciliteert | (hij) faciliteerde |
(wij) faciliteren | (wij) faciliteerden |
(jullie) faciliteren | (jullie) faciliteerden |
(gij) faciliteert | (gij) faciliteerdet |
(zij) faciliteren | (zij) faciliteerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) facilitere | (dat ik) faciliteerde |
(dat jij) facilitere | (dat jij) faciliteerde |
(dat hij) facilitere | (dat hij) faciliteerde |
(dat wij) faciliteren | (dat wij) faciliteerden |
(dat jullie) faciliteren | (dat jullie) faciliteerden |
(dat gij) faciliteret | (dat gij) faciliteerdet |
(dat zij) faciliteren | (dat zij) faciliteerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
faciliteer | faciliteert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
faciliterend, faciliterende | (hebben) gefaciliteerd |