Synoniemen: van plan zijn, van zins zijn, voorhebben, voornemens zijn, zich voorstellen, in de zin hebben, zinnens zijn
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈoɣə(n)/ |
---|
Afbreking | be·ogen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) beoog | (ik) beoogde |
(jij) beoogt | (jij) beoogde |
(hij) beoogt | (hij) beoogde |
(wij) beogen | (wij) beoogden |
(jullie) beogen | (jullie) beoogden |
(gij) beoogt | (gij) beoogdet |
(zij) beogen | (zij) beoogden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) beoge | (dat ik) beoogde |
(dat jij) beoge | (dat jij) beoogde |
(dat hij) beoge | (dat hij) beoogde |
(dat wij) beogen | (dat wij) beoogden |
(dat jullie) beogen | (dat jullie) beoogden |
(dat gij) beoget | (dat gij) beoogdet |
(dat zij) beogen | (dat zij) beoogden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
beoog | beoogt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
beogend, beogende | (hebben) beoogd |
Vraag liever wat hij ermee beoogt.
Mijn tegenstander beoogde blijkbaar hetzelfde, want hij gaf geen kik.
Wat beoog je eigenlijk met die dwaze vermomming op een zo beslissend ogenblik?