Synoniemen: daareven, daarstraks, juist, net, pas, straks, zoëven, zojuist, zonet, temee, zopas
Woordsoort | bijwoord |
---|
Uitspraak | /darˈnɛt/ |
---|
Afbreking | daar·net |
---|
„Toen ik daarnet op straat liep,” sprak hij, „kwam ik m’n schoonmoeder tegen!”
Hoewel ik daarnet „dwaas” heb gezegd, meende ik het niet zo.
Welke taal was dat die je daarnet sprak?
Daar heb ik daarnet een grot gezien.
Ik heb daarnet gezegd dat we de strijd weer moeten opnemen om onze gebieden te heroveren.
Dat deed die rare bolle, die hier daarnet langs draafde.
Dat las ik daarnet in de krant.