Information about the word ventileren (Dutch → Esperanto: ventoli)

Synonyms: luchten, spuien, uitluchten, wannen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ventileer(ik) ventileerde
(jij) ventileert(jij) ventileerde
(hij) ventileert(hij) ventileerde
(wij) ventileren(wij) ventileerden
(jullie) ventileren(jullie) ventileerden
(gij) ventileert(gij) ventileerdet
(zij) ventileren(zij) ventileerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ventilere(dat ik) ventileerde
(dat jij) ventilere(dat jij) ventileerde
(dat hij) ventilere(dat hij) ventileerde
(dat wij) ventileren(dat wij) ventileerden
(dat jullie) ventileren(dat jullie) ventileerden
(dat gij) ventileret(dat gij) ventileerdet
(dat zij) ventileren(dat zij) ventileerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
ventileerventileert
Participles
Present participlePast participle
ventilerend, ventilerende(hebben) geventileerd

Translations

Czechprovětrat; ventilovat; větrat
Englishventilate
Esperantoventoli
Faeroeselufta
Frenchaérer; ventiler
Germanventilieren
Greekαερίζω
Portuguesearejar; ventilar
Saterland Frisianventilierje
Spanishaventar; ventilar