Information about the word doorbijten (Dutch → Esperanto: tramordi)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈdorbɛi̯tə(n)/
Hyphenationdoor·bij·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) bijt door(ik) beet door
(jij) bijt door(jij) beet door
(hij) bijt door(hij) beet door
(wij) bijten door(wij) beten door
(jullie) bijten door(jullie) beten door
(gij) bijt door(gij) beet door
(zij) bijten door(zij) beten door
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) doorbijte(dat ik) doorbete
(dat jij) doorbijte(dat jij) doorbete
(dat hij) doorbijte(dat hij) doorbete
(dat wij) doorbijten(dat wij) doorbeten
(dat jullie) doorbijten(dat jullie) doorbeten
(dat gij) doorbijtet(dat gij) doorbetet
(dat zij) doorbijten(dat zij) doorbeten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
bijt doorbijt door
Participles
Present participlePast participle
doorbijtend, doorbijtende(hebben) doorgebeten

Usage samples

Ik kan mijn ogen niet afwenden van deze half doorgebeten staaf.

Translations

Esperantotramordi