Information about the word figureren (Dutch → Esperanto: statisti)

Part of speechverb
Pronunciation/fiɣyˈrerə(n)/
Hyphenationfi·gu·re·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) figureer(ik) figureerde
(jij) figureert(jij) figureerde
(hij) figureert(hij) figureerde
(wij) figureren(wij) figureerden
(jullie) figureren(jullie) figureerden
(gij) figureert(gij) figureerdet
(zij) figureren(zij) figureerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) figurere(dat ik) figureerde
(dat jij) figurere(dat jij) figureerde
(dat hij) figurere(dat hij) figureerde
(dat wij) figureren(dat wij) figureerden
(dat jullie) figureren(dat jullie) figureerden
(dat gij) figureret(dat gij) figureerdet
(dat zij) figureren(dat zij) figureerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
figureerfigureert
Participles
Present participlePast participle
figurerend, figurerende(hebben) gefigureerd

Translations

Englishplay a small part
Esperantostatisti
Portugueseactuar como figurante