Information about the word neerkijken (Dutch → Esperanto: rigardi malsupren)

Synonyms: naar beneden kijken, neerkijken op, omlaagkijken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈnerkɛi̯kə(n)/
Hyphenationneer·kij·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) kijk neer(ik) keek neer
(jij) kijkt neer(jij) keek neer
(hij) kijkt neer(hij) keek neer
(wij) kijken neer(wij) keken neer
(jullie) kijken neer(jullie) keken neer
(gij) kijkt neer(gij) keekt neer
(zij) kijken neer(zij) keken neer
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) neerkijke(dat ik) neerkeke
(dat jij) neerkijke(dat jij) neerkeke
(dat hij) neerkijke(dat hij) neerkeke
(dat wij) neerkijken(dat wij) neerkeken
(dat jullie) neerkijken(dat jullie) neerkeken
(dat gij) neerkijket(dat gij) neerkeket
(dat zij) neerkijken(dat zij) neerkeken
Imperative mood
Singular/PluralPlural
kijk neerkijkt neer
Participles
Present participlePast participle
neerkijkend, neerkijkende(hebben) neergekeken

Translations

Englishlook down
Esperantorigardi malsupren