Synonyms: afwikkelen, ontrollen
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) rol uit | (ik) rolde uit |
(jij) rolt uit | (jij) rolde uit |
(hij) rolt uit | (hij) rolde uit |
(wij) rollen uit | (wij) rolden uit |
(jullie) rollen uit | (jullie) rolden uit |
(gij) rolt uit | (gij) roldet uit |
(zij) rollen uit | (zij) rolden uit |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) uitrolle | (dat ik) uitrolde |
(dat jij) uitrolle | (dat jij) uitrolde |
(dat hij) uitrolle | (dat hij) uitrolde |
(dat wij) uitrollen | (dat wij) uitrolden |
(dat jullie) uitrollen | (dat jullie) uitrolden |
(dat gij) uitrollet | (dat gij) uitroldet |
(dat zij) uitrollen | (dat zij) uitrolden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
rol uit | rolt uit |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
uitrollend, uitrollende | (hebben) uitgerold |