Information about the word rodelen (Dutch → Esperanto: luĝi)

Synonyms: sleden, sleeën

Part of speechverb
Pronunciation/ˈrodələ(n)/
Hyphenationro·de·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) rodel(ik) rodelde
(jij) rodelt(jij) rodelde
(hij) rodelt(hij) rodelde
(wij) rodelen(wij) rodelden
(jullie) rodelen(jullie) rodelden
(gij) rodelt(gij) rodeldet
(zij) rodelen(zij) rodelden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) rodele(dat ik) rodelde
(dat jij) rodele(dat jij) rodelde
(dat hij) rodele(dat hij) rodelde
(dat wij) rodelen(dat wij) rodelden
(dat jullie) rodelen(dat jullie) rodelden
(dat gij) rodelet(dat gij) rodeldet
(dat zij) rodelen(dat zij) rodelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
rodelrodelt
Participles
Present participlePast participle
rodelend, rodelende(hebben) gerodeld

Translations

Englishluge
Esperantoluĝi