Information about the word convoceren (Dutch → Esperanto: kunvoki)

Synonyms: bijeenroepen, uitschrijven

Part of speechverb
Pronunciation/kɔnvoˈserə(n)/
Hyphenationcon·vo·ce·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) convoceer(ik) convoceerde
(jij) convoceert(jij) convoceerde
(hij) convoceert(hij) convoceerde
(wij) convoceren(wij) convoceerden
(jullie) convoceren(jullie) convoceerden
(gij) convoceert(gij) convoceerdet
(zij) convoceren(zij) convoceerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) convocere(dat ik) convoceerde
(dat jij) convocere(dat jij) convoceerde
(dat hij) convocere(dat hij) convoceerde
(dat wij) convoceren(dat wij) convoceerden
(dat jullie) convoceren(dat jullie) convoceerden
(dat gij) convoceret(dat gij) convoceerdet
(dat zij) convoceren(dat zij) convoceerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
convoceerconvoceert
Participles
Present participlePast participle
convocerend, convocerende(hebben) geconvoceerd

Translations

Afrikaansbyeenroep
Catalanconvocar
Englishconvoke; convene
Esperantokunvoki
Italianconvocare
Portugueseconvocar
Spanishconvocar