Information about the word compenseren (Dutch → Esperanto: kompensi)

Synonyms: goedmaken, vergoeden

Part of speechverb
Pronunciation/kɔmpɛnˈzerə(n)/, /kɔmpɛnˈserə(n)/
Hyphenationcom·pen·se·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) compenseer(ik) compenseerde
(jij) compenseert(jij) compenseerde
(hij) compenseert(hij) compenseerde
(wij) compenseren(wij) compenseerden
(jullie) compenseren(jullie) compenseerden
(gij) compenseert(gij) compenseerdet
(zij) compenseren(zij) compenseerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) compensere(dat ik) compenseerde
(dat jij) compensere(dat jij) compenseerde
(dat hij) compensere(dat hij) compenseerde
(dat wij) compenseren(dat wij) compenseerden
(dat jullie) compenseren(dat jullie) compenseerden
(dat gij) compenseret(dat gij) compenseerdet
(dat zij) compenseren(dat zij) compenseerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
compenseercompenseert
Participles
Present participlePast participle
compenserend, compenserende(hebben) gecompenseerd

Usage samples

Rusland krijgt door die prijsdaling al veel minder inkomsten en wil dat graag compenseren.

Translations

Catalancompensar
Englishcompensate
Esperantokompensi
Frenchcompenser
Germanausgleichen; entschädigen; ersetzen; vergüten; kompensieren; abfinden; wettmachen
Russianвозмещать
Saterland Frisianäntschäädigje; äntskäädigje; ärsätte; fergöidje; uutglieke
Spanishcompensar