Information about the word irrigeren (Dutch → Esperanto: irigacii)

Synonym: bevloeien

Part of speechverb
Pronunciation/ɪriˈɣerə(n)/
Hyphenationir·ri·ge·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) irrigeer(ik) irrigeerde
(jij) irrigeert(jij) irrigeerde
(hij) irrigeert(hij) irrigeerde
(wij) irrigeren(wij) irrigeerden
(jullie) irrigeren(jullie) irrigeerden
(gij) irrigeert(gij) irrigeerdet
(zij) irrigeren(zij) irrigeerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) irrigere(dat ik) irrigeerde
(dat jij) irrigere(dat jij) irrigeerde
(dat hij) irrigere(dat hij) irrigeerde
(dat wij) irrigeren(dat wij) irrigeerden
(dat jullie) irrigeren(dat jullie) irrigeerden
(dat gij) irrigeret(dat gij) irrigeerdet
(dat zij) irrigeren(dat zij) irrigeerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
irrigeerirrigeert
Participles
Present participlePast participle
irrigerend, irrigerende(hebben) geïrrigeerd

Translations

Afrikaansbesproei
Englishirrigate
Esperantoirigacii
Frenchabreuver
Germanbewässern; berieseln; beregnen
Spanishabrevar