Information about the word uitsmijten (Dutch → Esperanto: elĵeti)

Synonyms: uitgooien, uitwerpen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) smijt uit(ik) smeet uit
(jij) smijt uit(jij) smeet uit
(hij) smijt uit(hij) smeet uit
(wij) smijten uit(wij) smeten uit
(jullie) smijten uit(jullie) smeten uit
(gij) smijt uit(gij) smeet uit
(zij) smijten uit(zij) smeten uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitsmijte(dat ik) uitsmete
(dat jij) uitsmijte(dat jij) uitsmete
(dat hij) uitsmijte(dat hij) uitsmete
(dat wij) uitsmijten(dat wij) uitsmeten
(dat jullie) uitsmijten(dat jullie) uitsmeten
(dat gij) uitsmijtet(dat gij) uitsmetet
(dat zij) uitsmijten(dat zij) uitsmeten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
smijt uitsmijt uit
Participles
Present participlePast participle
uitsmijtend, uitsmijtende(hebben) uitgesmeten

Translations

Englishthrow out
Esperantoelĵeti
Frenchrejeter par intolérance
Germanhinauswerfen; herauswerfen; ausstoßen; herausschleudern
Spanisharrojar; eyacular; tirar