Information about the word demoniseren (Dutch → Esperanto: demonigi)

Part of speechverb
Pronunciation/demoniˈzerə(n)/
Hyphenationde·mo·ni·se·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) demoniseer(ik) demoniseerde
(jij) demoniseert(jij) demoniseerde
(hij) demoniseert(hij) demoniseerde
(wij) demoniseren(wij) demoniseerden
(jullie) demoniseren(jullie) demoniseerden
(gij) demoniseert(gij) demoniseerdet
(zij) demoniseren(zij) demoniseerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) demonisere(dat ik) demoniseerde
(dat jij) demonisere(dat jij) demoniseerde
(dat hij) demonisere(dat hij) demoniseerde
(dat wij) demoniseren(dat wij) demoniseerden
(dat jullie) demoniseren(dat jullie) demoniseerden
(dat gij) demoniseret(dat gij) demoniseerdet
(dat zij) demoniseren(dat zij) demoniseerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
demoniseerdemoniseert
Participles
Present participlePast participle
demoniserend, demoniserende(hebben) gedemoniseerd

Translations

Englishdemonize
Esperantodemonigi