Information about the word doorzetten (Dutch → Esperanto: persistiĝi)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈdoːrzɛtə(n)/
Hyphenationdoor·zet·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zet door(ik) zette door
(jij) zet door(jij) zette door
(hij) zet door(hij) zette door
(wij) zetten door(wij) zetten door
(jullie) zetten door(jullie) zetten door
(gij) zet door(gij) zettet door
(zij) zetten door(zij) zetten door
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) doorzette(dat ik) doorzette
(dat jij) doorzette(dat jij) doorzette
(dat hij) doorzette(dat hij) doorzette
(dat wij) doorzetten(dat wij) doorzetten
(dat jullie) doorzetten(dat jullie) doorzetten
(dat gij) doorzettet(dat gij) doorzettet
(dat zij) doorzetten(dat zij) doorzetten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
zet doorzet door
Participles
Present participlePast participle
doorzettend, doorzettende(hebben) doorgezet

Usage samples

Toen heer Bommel thuiskwam, had zijn verkoudheid ernstig doorgezet.

Translations

Esperantopersistiĝi