Information about the word frituren (Dutch → Esperanto: frituri)

Part of speechverb
Pronunciation/friˈtyːrə(n)/
Hyphenationfri·tu·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) frituur(ik) frituurde
(jij) frituurt(jij) frituurde
(hij) frituurt(hij) frituurde
(wij) frituren(wij) frituurden
(jullie) frituren(jullie) frituurden
(gij) frituurt(gij) frituurdet
(zij) frituren(zij) frituurden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) friture(dat ik) frituurde
(dat jij) friture(dat jij) frituurde
(dat hij) friture(dat hij) frituurde
(dat wij) frituren(dat wij) frituurden
(dat jullie) frituren(dat jullie) frituurden
(dat gij) frituret(dat gij) frituurdet
(dat zij) frituren(dat zij) frituurden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
frituurfrituurt
Participles
Present participlePast participle
friturend, friturende(hebben) gefrituurd

Usage samples

In China en Viëtnam worden zijderupspoppen op de barbecue geroosterd en in Korea worden ze gekookt of gefrituurd.

Translations

Englishdeep‐fry
Esperantofrituri