Information about the word inwijden (Dutch → Esperanto: beni)

Synonyms: inzegenen, wijden, zegenen

Part of speechverb
Pronunciation/ɪnˈʋɛi̯də(n)/
Hyphenationin·wij·den

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) wijd in(ik) wijdde in
(jij) wijdt in(jij) wijdde in
(hij) wijdt in(hij) wijdde in
(wij) wijden in(wij) wijdden in
(jullie) wijden in(jullie) wijdden in
(gij) wijdt in(gij) wijddet in
(zij) wijden in(zij) wijdden in
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) inwijde(dat ik) inwijdde
(dat jij) inwijde(dat jij) inwijdde
(dat hij) inwijde(dat hij) inwijdde
(dat wij) inwijden(dat wij) inwijdden
(dat jullie) inwijden(dat jullie) inwijdden
(dat gij) inwijdet(dat gij) inwijddet
(dat zij) inwijden(dat zij) inwijdden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
wijd inwijdt in
Participles
Present participlePast participle
inwijdend, inwijdende(hebben) ingewijd

Translations

Catalanbeneir
Czechblahořečit; požehnat; velebit; žehnat
Englishbless
English (Old English)bletsian
Esperantobeni
Faeroesevælsigna
Finnishsiunata
Frenchbénir
Germansegnen; einsegnen; benedeien
Hungarianáld
Italianbenedire
Papiamentobendishoná
Portugueseabençoar; bendizer; benzer
Russianблагословить; благословлять
Saterland Frisiansäägenje
Scotsbliss
Spanishbendecir
Srananbresi; seygi
Swedishsigna; välsigna