Synonyms: gezel, kameraad, kornuit, makker, metgezel, partner
Part of speech | common noun |
---|
Pronunciation | /mat/ |
---|
Hyphenation | maat |
---|
Gender | masculine |
---|
Plural | maten, maats |
---|
Diminutive |
---|
Singular | Plural |
---|
maatje | maatjes |
Gerrit had wel gemerkt dat zijn oom even aarzelde voordat hij zij dat zijn maats wel te vertrouwen waren, maar hij zei niets.
Gedurende deze eerste dagen van zijn leven was zijn tehuis in het hartje van een groep omgewaaide bomen waar Wolvin, zijn blinde moeder, een veilig nest gevonden had voor zijn prille jeugd en waar Kazan, haar maat, slechts nu en dan kwam, met ogen die in de duisternis glommen als groenachtige ballen vuur.