Information about the word ijken (Dutch → Esperanto: laŭnormigi)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɛi̯kə(n)/
Hyphenationij·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ijk(ik) ijkte
(jij) ijkt(jij) ijkte
(hij) ijkt(hij) ijkte
(wij) ijken(wij) ijkten
(jullie) ijken(jullie) ijkten
(gij) ijkt(gij) ijktet
(zij) ijken(zij) ijkten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ijke(dat ik) ijkte
(dat jij) ijke(dat jij) ijkte
(dat hij) ijke(dat hij) ijkte
(dat wij) ijken(dat wij) ijkten
(dat jullie) ijken(dat jullie) ijkten
(dat gij) ijket(dat gij) ijktet
(dat zij) ijken(dat zij) ijkten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
ijkijkt
Participles
Present participlePast participle
ijkend, ijkende(hebben) geijkt

Usage samples

De meter is geijkt bij 20°C.

Translations

Englishcalibrate
Esperantolaŭnormigi