Synonyms: informatie inwinnen, inlichtingen vragen, poolshoogte nemen, inlichtingen inwinnen, navraag doen
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /ɪnfɔrˈmerə(n)/ |
---|
Hyphenation | in·for·me·ren |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) informeer | (ik) informeerde |
(jij) informeert | (jij) informeerde |
(hij) informeert | (hij) informeerde |
(wij) informeren | (wij) informeerden |
(jullie) informeren | (jullie) informeerden |
(gij) informeert | (gij) informeerdet |
(zij) informeren | (zij) informeerden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) informere | (dat ik) informeerde |
(dat jij) informere | (dat jij) informeerde |
(dat hij) informere | (dat hij) informeerde |
(dat wij) informeren | (dat wij) informeerden |
(dat jullie) informeren | (dat jullie) informeerden |
(dat gij) informeret | (dat gij) informeerdet |
(dat zij) informeren | (dat zij) informeerden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
informeer | informeert |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
informerend, informerende | (hebben) geïnformeerd |
Ik zal hier en daar moeten informeren, schijnt het.
Zij kwamen ook nieuwsgierig informeren wat er aan de hand was.
Hebt u dan nu al geïnformeerd?
Natuurlijk hield Tom Poes hem staande om naar de toestand van zijn vriend te informeren en het was duidelijk dat Joost blij was zijn hart eens te kunnen luchten.