Information about the word sluiken (Dutch → Esperanto: kontrabandi)

Synonym: smokkelen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈslœy̯kə(n)/
Hyphenationslui·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) sluik(ik) slook
(jij) sluikt(jij) slook
(hij) sluikt(hij) slook
(wij) sluiken(wij) sloken
(jullie) sluiken(jullie) sloken
(gij) sluikt(gij) slookt
(zij) sluiken(zij) sloken
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) sluike(dat ik) sloke
(dat jij) sluike(dat jij) sloke
(dat hij) sluike(dat hij) sloke
(dat wij) sluiken(dat wij) sloken
(dat jullie) sluiken(dat jullie) sloken
(dat gij) sluiket(dat gij) sloket
(dat zij) sluiken(dat zij) sloken
Imperative mood
Singular/PluralPlural
sluiksluikt
Participles
Present participlePast participle
sluikend, sluikende(hebben) gesloken

Usage samples

Zijn onze winkels niet opgevuld met gesloken Duitse manufacturen?

Translations

Englishsmuggle
Esperantokontrabandi
Germanschmuggeln
Portuguesecontrabandear
Swedishsmuggla
Welshsmyglio