Synonyms: boeien, ketenen, kluisteren, in de boeien slaan, in de ijzers slaan
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /ˈvastketənə(n)/ |
---|
Hyphenation | vast·ke·te·nen |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) keten vast | (ik) ketende vast |
(jij) ketent vast | (jij) ketende vast |
(hij) ketent vast | (hij) ketende vast |
(wij) ketenen vast | (wij) ketenden vast |
(jullie) ketenen vast | (jullie) ketenden vast |
(gij) ketent vast | (gij) ketendet vast |
(zij) ketenen vast | (zij) ketenden vast |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) vastketene | (dat ik) vastketende |
(dat jij) vastketene | (dat jij) vastketende |
(dat hij) vastketene | (dat hij) vastketende |
(dat wij) vastketenen | (dat wij) vastketenden |
(dat jullie) vastketenen | (dat jullie) vastketenden |
(dat gij) vastketenet | (dat gij) vastketendet |
(dat zij) vastketenen | (dat zij) vastketenden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
keten vast | ketent vast |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
vastketenend, vastketenende | (hebben) vastgeketend |
Toen hij bijkwam, bevond hij zich in de sterkste kerker in de stad, vastgeketend aan de muur met kettingen die zelfs zijn barbaarse spieren niet konden breken.
Daarop zou Philip haar hebben geslagen en vastgeketend.