Information über das Wort aanaarden (Niederländisch → Esperanto: buti)

Synonym: opaarden

WortartVerb
Aussprache/ˈanaːrdə(n)/
Trennungaan·aar·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) aard aan(ik) aardde aan
(jij) aardt aan(jij) aardde aan
(hij) aardt aan(hij) aardde aan
(wij) aarden aan(wij) aardden aan
(jullie) aarden aan(jullie) aardden aan
(gij) aardt aan(gij) aarddet aan
(zij) aarden aan(zij) aardden aan
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) aanaarde(dat ik) aanaardde
(dat jij) aanaarde(dat jij) aanaardde
(dat hij) aanaarde(dat hij) aanaardde
(dat wij) aanaarden(dat wij) aanaardden
(dat jullie) aanaarden(dat jullie) aanaardden
(dat gij) aanaardet(dat gij) aanaarddet
(dat zij) aanaarden(dat zij) aanaardden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
aard aanaardt aan
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
aanaardend, aanaardende(hebben) aangeaard

Übersetzungen

Deutschanhäufeln; häufeln; behäufeln
Englischearth; earth up; hill; hill up
Esperantobuti
Französischbutter; terrer
Portugiesischchegar terra
Spanischacollar; aporcar