Information über das Wort kort (Niederländisch → Esperanto: mallonga)

Komparation

			Positive	Komparativ	Superlativ
Predikativ			kort	korter	(het) kortst, (het) kortste
Attributiv	Unbestimmt	Männlicher und weiblicher Mehrzahl	korte	kortere	kortste
		Sächlicher Einzahl	kort	korter	kortst
		Mehrzahl	korte	kortere	kortste
	Bestimmt		korte	kortere	kortste
	Partitiv		korts	korters

Hij stapte binnen en zag een oude man met kort grijs haar die een doodskist aan het timmeren was.

Zoals ik al had verwacht, waren de Japanners niet op de hoogte van deze kortere weg.

Tully was korter dan hijzelf en had kortere armen.

Achter de dwerg kwam Frodo, en hij had zijn korte zwaard Prik getrokken.

Afrikaans	kort
Dänisch	kort
Deutsch	kurz; Kurz‐
Englisch	short
Englisch (Altenglisch)	scort
Esperanto	mallonga; kurta
Französisch	court; bref
Hawaiisch	pōkole
Italienisch	corto
Jamaikanisches Kreolisch	shaat
Jiddisch	קורץ
Kabylisch	awezlan
Latein	brevis
Luxemburgisch	kuerz
Malaiisch	pendek
Niederdeutsch	kört
Norwegisch	stutt; kort
Papiamento	kòrtiko; kòrtiku
Polnisch	krótki
Portugiesisch	breve; curto
Rumänisch	scurt
Russisch	короткий; краткий
Saterfriesisch	boarsk; groaf; kuut; kuutan; snippich; snipsk
Schottisch Gälisch	geàrr; goirid
Schwedisch	gen
Spanisch	corto
Sranan	syatu
Thai	สั้น; เตี้ย
Tschechisch	krátce; krátký
Türkisch	bodur; bücür
Ungarisch	alacsony; rövid
Walisisch	byr
Westfriesisch	koart