Synonyme: bevroeden, menen, onderstellen, stellen, uitgaan van, vermoeden, veronderstellen, oordelen, in de veronderstelling verkeren
Wortart | Verb |
---|
Aussprache | /ˈanemə(n)/ |
---|
Trennung | aan·ne·men |
---|
Konjugation
Indikativ |
---|
Präsens | Präterium |
---|
(ik) neem aan | (ik) nam aan |
(jij) neemt aan | (jij) nam aan |
(hij) neemt aan | (hij) nam aan |
(wij) nemen aan | (wij) namen aan |
(jullie) nemen aan | (jullie) namen aan |
(gij) neemt aan | (gij) naamt aan |
(zij) nemen aan | (zij) namen aan |
Konjunktiv |
---|
Präsens | Präterium |
---|
(dat ik) aanneme | (dat ik) aanname |
(dat jij) aanneme | (dat jij) aanname |
(dat hij) aanneme | (dat hij) aanname |
(dat wij) aannemen | (dat wij) aannamen |
(dat jullie) aannemen | (dat jullie) aannamen |
(dat gij) aannemet | (dat gij) aannamet |
(dat zij) aannemen | (dat zij) aannamen |
Imperativ |
---|
Einzahl/Mehrzahl | Mehrzahl |
---|
neem aan | neemt aan |
Partizipien |
---|
Präsenspartizip | Perfektpartizip |
---|
aannemend, aannemende | (hebben) aangenomen |
Zij nemen blijkbaar aan dat zij gevolgd worden.
Mag ik aannemen dat dit je meisje is?
Ik neem aan dat je op antwoord kunt wachten.
De mensenrechtenafdeling van de Verenigde Naties heeft „gegronde redenen” om aan te nemen dat Rusland verantwoordelijk was voor een raketaanval op een café in het dorpje Hozra begin oktober, waarbij 59 mensen om het leven kwamen.
Wel mocht ik dus aannemen dat ik haar kende, de zee.